Interview 1
Greta Heesterbeek-Halman vertelt over haar ouders Jan Halman en Griet Brinkman
Ten tijde van het interview was Greta in de tachtig en sprak met een licht Brabants accent. Soms, als de herinneringen bovenkomen, kwam in haar stem de oude Zorgvliedse tongval weer boven.
Jan Halman en Grietje Brinkmann hadden in Zorgvlied een bakkerij en zijn na een aantal jaren weggetrokken naar Aalst in Brabant. Volgens Greta waren er meerdere redenen om weg te gaan. De hoofdzaak was dat er geen werk en geen toekomst voor de kinderen zou zijn. Volgen Greta zei haar moeder Griet: “Het was ook om het plagen en de ‘minsen’ (mensen)”.
Greta herinnerde zich dat ze uitgescholden werden met een liedje:
……de katholieken klimmen in de bomen om bij Maria te komen
Mijn vader Jan Halman was in 1899 als 18-jarige slim op Grietje Brinkman. Maar Grietje moest hem niet. Dus gooide mijn vader de kop in de wind, want een stijfkop was hij…
Hij ging toen als boerenknecht naar Duitsland. Mijn vader heeft het goed gehad in Duitsland. Hij vertelde dat hij net zoveel melk kon drinken als hij wilde.
Mijn zus Hannie heeft nog een kaart die vader Jan vroeger gestuurd heeft aan mijn moeder Griet in Zorgvlied. Hij was haar al die tijd niet vergeten. Mijn vader is zeker in paar jaar in Duitsland geweest. Hij vertelde dat de Duitse boer verbaasd was over de melkproductie: “Wat doe je toch met die koeien? Ze leveren veel meer melk dan als ik voor ze zorg”. Mijn vader gaf de koeien op een andere manier voer: “Met bieten en zo”.
Ja, ze waren in Duitsland best tevreden over hem. Na een paar jaar kwam hij terug in Zorgvlied en toen werd het toch echt iets tussen Grietje en hem. Toen hij verkering met haar had, is hij een keer afgebatterd door jongens uit het dorp. Dat ging vroeger zo. Hij kwam zelf niet uit Zorgvlied, hij kwam uit Steggerda. Later is zijn enige broer en zijn moeder ook van Steggerda naar Zorgvlied gekomen. Dat was grootmoeder Cathrina Voklage. Moeder vertelde dat ze zelf acht zusters en een broer had. Die ene broer was oom Volkert, die was zo klein bij de geboorte dat hij wel in een klomp paste.
Eerst woonden we in een boerderijtje aan de Zandlaan. Daarvandaan zijn we verhuisd naar de bakkerij. We zijn veel verhuisd. Vader was een ondernemende man en hij kon geen baas boven zich hebben. Eigenlijk was hij geen bakker, maar hij had een oude bakkerij gehuurd…
Hij ging zelf met paard en kar de omgeving van Diever rond om brood te bezorgen. In de winter haalde hij een hele grote slee tevoorschijn en zette het paard op scherp. Dan stapelde hij brood op de slee en ging zo bij de mensen langs.
Mijn vader was goed maar wel een driftige man. Ik weet nog (toen woonden we nog op de boerderij) dat hij de varkens moest voeren in de grote boomgaard. Die varkens liepen hem steeds tegen de benen aan. Toen werd mijn vader zo kwaad dat hij de hele emmer slobber op het land gooide in plaats van in de bak waaruit de beesten moesten eten.
Mijn zusje is nog daar in Zorgvlied gestorven. ‘Zondags gingen we naar het kerkhof. Onderweg naar het kerkhof hingen we flessen in de berkenbomen. Dat was om berkenwater te tappen wat we voor het haar gebruikten. Bij het kerkhof was een beukenhaag, waar we jonge vogeltjes uit het nest haalden om te bekijken. Daarna zetten we de vogeltjes weer terug in het nest. We gingen samen met de neven en nicht Emy van ome Volkert.
Mijn vader was heel pienter, heel slim. Mijn moeder trouwens ook. Zij was ook erg praktisch. Dat had ze allemaal van haar moeder geleerd. Die wist voor alle kwaaltjes een middel. Tante Anna had suikerziekte. Zij diende bij de familie Verwer. Op een dag kwam ze thuis omdat ze niet meer kon lopen, ze was met het rijtuig thuisgebracht. Toen ging mijn grootmoeder, ze had een heel oud receptenboekje, kijken naar iets voor opgetrokken pezen en zenuwen. In het boekje stond dat ze peren moest zoeken en die op brandenwijn zetten. Daar werd tante Anna mee ingesmeerd. En je kunt het geloven of niet zei moeder. Na een week kon ze weer om de tafel heen lopen.
Dat soort dingen deed mijn moeder ook. Smeerwortel en zo. Als je een zwerende vinger had, ging er weegbreeblad op, als je pijn in de keel had, kreeg je een kletsnatte doek om je keel met daar om heen een dikke sjaal. “Ach kind…” zei ze dan.
We zijn uit Zorgvlied weggegaan toen onze Riek een jaar of veertien was en mijn tweede zus in Steenwijkerwold op kostschool zat. We hadden knechten in de bakkerij die bij ons thuis in de kost waren. Alleen waren die knechten niet katholiek. Maar ’s nachts zaten ze aan de deur van de meisjesslaapkamer te rammelen. En dat wilde mijn moeder niet meer. Ook zei ze dat er voor ons, de kinderen, geen werk in Zorgvlied was. Zelf had mijn moeder en twee zussen bij de Verwers gediend.
We hebben een jaar nadat de bakkerij was verkocht, gewoond op Landzicht (boerderij).
Dat was een heel eind lopen naar het dorp, de school en de kerk. Dan liepen we langs het bos. Mijn vader moest in die tijd natuurlijk wel wat doen. Ik herinner me dat hij op een gegeven moment eieren langs de deur verkocht. En ik herinner me nog dat we iedere avond eierpannenkoeken moesten eten. Want als hij ’s avonds thuiskwam, had hij weer een bak vol gekneusde eieren. Hij had toen al acht kinderen want de pil was er nog niet. Hij had toen de boerderij en hij had de bakkerij goed verkocht.
Op een dag zei hij: “morgen gaan we naar Friesland”. Hij huurde een stuk hooiland en om vier uur ’s ochtends gingen we allemaal hooien. Ook Jozef zijn broer was daarbij. Het staat me nog heel goed bij. Als we moe werden, gingen we slapen in het hooi. Toen we klaar waren en weer lopend naar huis gingen, hadden we goed geld verdiend.
Bij de verhuizing naar Ankeveen gingen we met z’n allen in een vrachtwagen. Moeder droeg het bedje met de baby erin. Ze ging in de vrachtwagen zitten naast het bedje. Op een gegeven moment moesten we met de vrachtwagen op een pont over een water. We waren aan de overkant en de auto zou de pont afrijden maar de pont wilde alweer wegvaren. De vrachtwagen moest uit volle kracht de wal op trekken. Vader riep:” Duwen kinderen, duwen!!”. Alle kinderen duwden de vrachtwagen anders gingen we het water in. De vrachtwagen had hij gehuurd, maar die wagen kon het niet trekken. Ik kan dat niet vergeten want het waren griezelige momenten.
In Ankeveen had mijn vader een hotel gekocht. Maar daar hebben we maar een jaar gewoond. We zijn van Ankeveen naar Eindhoven gegaan.
Ik heb nog hele goede herinneringen aan Zorgvlied. Volgens mij zijn de familie Damhuis en Sweering later ook vertrokken. Mijn vriendinnetje Catharien Sweering is later naar het klooster gegaan. We gingen ’s avonds schaatsen het was een plezierige meid en die is naar het klooster gegaan. Daar snap ik niets van. Van de Brinkmannen is niemand het klooster ingegaan. Ze waren wel heel katholiek en heel trouw.
Brinkmannen hadden een pienter verstand, ze dachten eerst goed na. Ze liepen niet zomaar overal achteraan. Dat was opvallend toen ik later in Brabant woonde. De mensen in het noorden waren veel slimmer. Kijk, God heeft ons de Tien Geboden gegeven, maar wij wisten best wel hoe we dat moesten regelen. Ik zeg maar als je een goed mens bent dan zijn alle geboden goed.
|